Op 3 juni 2015 wordt oud-minister-president Piet de Jong 100 jaar. Hij leidt van 1967-1971 een coalitie van KVP, AR, CHU en VVD. Tussen al zijn verdiensten bevindt zich ook de totstandkoming van de wekelijkse persconferentie van de minister-president. Sinds 16 januari 1970, 45 jaar geleden, is die persconferentie een vast element in de voorlichting van de Rijksoverheid.
Kort na het aantreden van het kabinet-De Jong in 1967 wordt Gijs van der Wiel hoofddirecteur van de RVD. Zijn direct na de bevrijding de kranten de dominante media, nu twintig jaar later steken radio en televisie hen naar de kroon. Voor bewindslieden betekenen deze ontwikkelingen dat er meer journalisten in Den Haag actief zijn, die hen na de ministerraad van vrijdag het hele weekend thuis lastig vallen. Minister-president Piet de Jong (1915) vraagt daarom Van der Wiel iets te bedenken, zodat hij ’s zondags ongestoord met zijn gezin aan tafel kan.
Van der Wiel herinnert zich uit de oertijd van de RVD de wekelijkse ‘’praatjes vanaf de brug” die door de eerste naoorlogse minister-president Wim Schermerhorn worden gehouden, totdat de Tweede Kamer die onder druk staat van de kranten dat onmogelijk maakt. Voorzichtig polst Van der Wiel bij de Tweede Kamer en zijn collega’s in de Voorlichtingsraad of zij er bezwaar tegen hebben als de minister-president na afloop van de ministerraad een persconferentie geeft waarin hij de kabinetsbesluiten bekend maakt en toelicht. Enthousiasme neemt hij niet waar. Kamervoorzitter Anne Vondeling is ronduit tegen, omdat de pers dan eerder geïnformeerd zal worden dan de Kamer. De perschefs van de departementen vrezen dat de minister-president dan de ministers gaat overvleugelen en goede sier gaat maken met hun beleid. De Jong en Van der Wiel zetten desondanks door. De weerstand van de Kamer wordt ontmanteld door de perscommuniqués die bij de persconferentie worden uitgereikt, kort ervoor bij de Kamer te bezorgen. Daarmee wordt de fictie van het eerste informatierecht in stand gehouden. De departementale persvoorlichters krijgen een broodjeslunch op donderdagmiddag, waar de agenda van de ministerraad wordt doorgenomen en zij zelf elkaar informeren over de communiqués die zullen uitgaan. Op 16 januari 1970 kan dan eindelijk de eerste persconferentie van de minister-president plaatsvinden. Daaraan is sindsdien geen einde gekomen.Net zomin als aan de broodjeslunch die als een vast coördinatiepunt geldt voor de woordvoering.
Opvallend in deze ontwikkeling is dat de vernieuwing niet bij de voorlichters vandaan. Het is de minister-president die voorop gaat, daarbij stevig terzijde gestaan door zijn hoofddirecteur RVD. Tweede Kamer en perschefs benadrukken in het bijzonder hun eigen belang. Het is alleen de minister-president die het recht van burgers om te worden geïnformeerd over wat de regering doet, benadrukt. Maar hoe ingrijpend de verandering in de context van de jaren zestig / zeventig moet worden beschouwd, de hoofdregel dat de samenleving via de vrije media wordt geïnformeerd, blijft nog steeds overeind.
(Passage uit De moeizame slag om het publiek vertrouwen, de communicatie van de Rijksoverheid tussen 1995 en 2010. Deze studie wordt rond het midden van 2015 afgerond)