Overheidscommunicatie tussen 1995 en 2010

De moeizame slag om het publiek vertrouwen
 

Gijs van der Wiel,
de man achter 2 koninginnen en 5 premiers

  • 1918 - Geboren 6 maart 1918 te Noordwijk aan Zee
  • 1936 - HTS-opleiding, Dordrecht
  • 1940 – TH, Delft (afgebroken)
  • 1946 – Ambtenaar bij de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)
  • 1968 – Hoofddirecteur van de RVD
  • 1983 - Pensionering
  • 1983 – Adviseur Gemeente Amsterdam
  • 2001 – Overleden op 29 juli te Delft
Gijs van der Wiel

Gijs van der Wiel, van 1968-1983 hoofddirecteur van de RVD

De loopbaan van Gijs van der Wiel heeft zich bijna volledig bij de Rijksvoorlichtingsdienst (aanvankelijk Regeringsvoorlichtingsdienst, RVD) voltrokken. Kort na de Tweede Wereldoorlog komt hij in dienst van de RVD als medewerker film. Meer dan 35 jaar later verlaat hij de dienst als Hoofddirecteur. Bij tal van belangrijke ontwikkelingen in de naoorlogse overheidscommunicatie is hij betrokken. In samenwerking met de premiers Piet de Jong (1967-1971) en Barend Biesheuvel (1971-1973) heeft hij de overheidscommunicatie aansluiting gegeven op de veranderingen die zich in de media hebben voorgedaan.

Van der Wiel groeit hij samen met twee broers op in Noordwijk in het gezin van de aannemer metselwerken Kees van der Wiel en Antje Jansen. Zijn passie voor radiotechniek inspireert hem nn Dordrecht een HTS-opleiding te gaan volgen. In 1940 wil hij daaraan aan de TH in Delft een vervolg geven. Maar als de oorlog aanbreekt en de bezetter van studenten een loyaliteitsverklaring eist, treft hij zich terug en duikt onder. Met de ongestempelde collegekaart kan hij zich echter redelijk makkelijk verplaatsen en zo een bescheiden rol spelen in het verzet. Met zijn kennis van radio’s repareert hij tal van radio’s die niet zijn ingeleverd. Daarnaast is hij ook bij de distributie van verzetskranten betrokken. Naast de collegekaart heeft Van der Wiel in de bezettingstijd veel baat van de vergunning om met een treknet op garnalen te vissen. Daarmee kan hij de zwaar bewaakte Noordzeestranden betreden.

Voor zijn latere werk bij de RVD zijn de contacten met de vooruitstrevende filmkringen rond de Amsterdamse bioscoop De Uitkijk van belang. Hij komt daar Piet Sanders tegen, die na de oorlog secretaris-generaal van Algemene Zaken wordt, waarvan de RVD een onderdeel is.

Hoofd Filmzaken 

Van der Wiel wordt in 1946 bij de RVD hoofd afdeling Filmzaken. De RVD is dan onderwerp van een heftig parlementair debat. Het eerste naoorlogse kabinet, het kabinet-Schermerhorn, wil overheidsvoorlichting naar Engelse snit. Wekelijks wordt de krant Commentaar uitgegeven. Daarnaast  houdt minister-president Schermerhorn een ‘praatje vanaf de brug’. Beiden zijn de Tweede Kamer en de media een doorn in het oog. Zij zien er vormen van overheidspropaganda in, die herinnert aan een situatie waaraan het land zich net heeft ontworsteld. Na de verkiezingen van 1946 maakt de nieuwe minister-president Louis Beel hieraan snel een einde. De verantwoordelijkheid voor voorlichting over het regeringsbeleid gaat terug naar de afzonderlijke departementen. De departementale perschefs stemmen hun inspanningen  met elkaar af in de Voorlichtingsraad, die in 1946 wordt opgericht. Van der Wiel’s afdeling Filmzaken komt redelijk ongeschonden uit de strijd. Films over de wederopbouw van het land en het verzorgen van presentaties van Nederland in het buitenland blijven aan de RVD toevertrouwd. Het werk op de afdeling Filmzaken heeft overigens ook wel een politieke inslag. In 1963 wordt er een cineast gezocht om het derde deel van de Deltawerken, de afsluiting van het Haringvliet, te filmen. Veel filmers zijn niet beschikbaar zodat men bij Joris Ivens uitkomt. Van der Wiel verzet zich daar met succes tegen. Ivens heeft in zijn ogen met zijn film Indonesia calling (1946) verraad gepleegd in de Indonesische kwestie en komt daardoor niet voor een overheidsopdracht in aanmerking. Hij heeft er geen moeite mee als het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hem een vrije opdracht geeft.

Kort na het aantreden van het kabinet-De Jong in 1967 wordt Van der Wiel hoofddirecteur van de RVD. Zijn direct na de bevrijding de kranten de dominante media, twintig jaar later steken radio en televisie hen naar de kroon. Voor bewindslieden betekenen deze ontwikkelingen dat ze na de ministerraad van vrijdag het hele weekend thuis worden lastig gevallen. De Jong vraagt Van der Wiel iets daarvoor te bedenken, zodat hij ’s zondags ongestoord met zijn gezin kan eten. Van der Wiel grijpt terug op de wekelijkse praatjes van Schermerhorn. Voorzichtig polst hij zijn collega’s in de Voorlichtingsraad en de Tweede Kamer of zij er bezwaar tegen hebben als de minister-president  na afloop van de ministerraad een persconferentie geeft waarin hij de kabinetsbesluiten bekend maakt en toelicht. Om tegemoet te komen aan het recht van de Tweede Kamer als eerste op de hoogte te zijn van het kabinetsbeleid, zorgt hij ervoor dat ze voor de persconferentie door perscommuniqués worden geïnformeerd. Voor de VoRa organiseert hij donderdags de broodjeslunch, waar de agenda van de ministerraad wordt doorgenomen. Na al zijn diplomatieke inspanningen kan Van der Wiel op 16 januari 1970 de vertegenwoordigers van de parlementaire pers begroeten op de eerste persconferentie van de minister-president. Daaraan is sindsdien geen einde gekomen.

Prinsjesdag-embargo 

Een kenmerkende rol heeft Van der Wiel ook gespeeld bij de invoering van het Prinsjesdag-embargo. In de eerste jaren na de oorlog is de gewoonte gegroeid dat de minister-president op de maandag voor Prinsjesdag aan hoofdredacteuren een toelichting geeft op de Troonrede. Andere ministers geven op de zaterdag aan enkele parlementaire journalisten voor Prinsjesdag een toelichting op hun begrotingsstukken. Alles onder embargo. Begin jaren zeventig vinden er in toenemende mate lekkages plaats. Als de media in 1974 laten weten dat ze zich niet meer aan het embargo gebonden voelen als het nieuws al op straat ligt, schrijft Van der Wiel hen dat het dan afgelopen is met de onder embargo toelichting en vertrekking van documenten. De krantendirecties schrikken dan terug. Zonder het embargo hebben ze geen tijd meer om op Prinsjesdag een begrotingsbijlage te brengen. Ze leggen zich neer bij de embargoverstrekking en tekenen ervoor zich daaraan te houden ook als er informatie wordt gelekt. Deze regeling houdt veertig jaar stand.

In zijn functie van hoofddirecteur van de RVD is Van der Wiel de man naast vijf achtereenvolgende minister-presidenten  en adviseert hij ook koningin Juliana, koningin Beatrix en andere leden van het Koninklijk Huis. Als RVD-hoofddirecteur is hij ook de begeleider van kabinets(in)formateurs. Voor hen is hij een markante persoonlijkheid, een steun en toeverlaat in hun contacten met de media. Onder journalisten is hij zowel geliefd als gezaghebbend om de relativerende en humoristische manier waarop hij ingewikkelde politieke toestanden kan uitleggen zonder zijn bewindslieden voor de voeten te lopen. Eén van zijn  gevleugelde uitspraken is “een voorlichter moet altijd de waarheid spreken, wat niet altijd wil zeggen de hele waarheid”,

Na zijn pensionering heeft Van der Wiel nog enige tijd de gemeente Amsterdam geadviseerd over het voorlichtingsbeleid. Voor zijn werk is hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Commandeur in de Orde van Oranje Nassau.

Jeroen Sprenger

September 2014

(Dit portret is geschreven voor Portrettengalerij van Nederlandse ambtenaren

Geraadpleegde literatuur 

Hans de Bruijn, Gijs van der Wiel en Herman Bleich, Van de hoed en de rand, Een afscheidsbundel voor Gijs van der Wiel, Den Haag, Sijthoff, 1983

Kees Lunshof, Oud-RVD-hoofddirecteur Van der Wiel (83) overleden, De Telegraaf, 4 augustus 2001

Hans Schoots, Gevaarlijk leven, een biografie van Joris Ivens, uitgeverij Jan Mets, Amsterdam 1995

Marja Wagenaar, Rijksvoorlichtingsdienst, geheimhouden, toedekken en openbaren, SDU Den Haag, 1997

Max van Weezel, Plotselinge daadkracht, Vrij Nederland, 19 november 2009

WRR, Voor de eenheid van beleid,. Beschouwingen ter gelegenheid van vijftig jaar ministerie van Algemene Zaken, Den Haag1987